Aletta Jacobs was de allereerste Nederlandse vrouwelijke student. Vervolgens was ze na haar studie de eerste vrouwelijke arts. Ze streed voor het vrouwenrecht en dankzij haar mochten vrouwen in 1922 voor het eerst hun stem uitbrengen.
Jacobs werd in 1854 geboren in Sappemeer. Als scholiere schreef ze een brief aan de minister: ze wilde graag naar de universiteit om te leren voor huisarts. De minister wilde graag haar motivatie horen en uiteindelijk wordt ze aangenomen aan de universiteit. In 1878 heeft ze haar examen gehaald, waarna ze nog een jaar ging doorstuderen. In 1897 is ze gepromoveerd tot dokter. Ze vestigt zich als huisarts tussen de Amsterdamse grachten. Ze geeft seksuele voorlichting en helpt vrouwen aan voorbehoedsmiddelen: ze zag namelijk hoe veel energie het van vrouwen kostte om jaarlijks zwanger te worden. Ook zorgde Jacobs ervoor dat kassajuffrouwen zitgelegenheden kregen: zij moesten namelijk 15 uur per dag staan, met geen of heel korte pauzes.
In 1889 reist Jacobs af naar Londen, waar ze een congres over vrouwenkiesrecht bijwoont en raakt hierdoor geïnspireerd. Terug in Nederland sluit ze zich aan bij een vereniging, de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, en wordt vervolgens de voorzitter. De leden van de vereniging streven ernaar dat iedereen recht heeft op kiesrecht. Ze reisden het hele land af, geven lezingen en organiseren bijeenkomsten. In 1917 krijgen mannen het algemeen kiesrecht en vrouwen krijgen passief kiesrecht. Twee jaar later, in 1919, kregen vrouwen ook algemeen kiesrecht. In 1922 mochten vrouwen voor het eerst hun stem uitbrengen.